(art. 788 sqq. Ind. Rv.). Al wat betrekking heeft op procureurs is in Nederland uitdrukkelijk alleen bepaald voor de verzoeken aan Hof of Rechtbank gericht.

Zoo bepaalt art. 856 Ned. Rv., dat het rekest door eenen procureur, des noods, door den president daartoe aangewezen, moet onderteekend zijn, indien het verzoek aan een Hof of aan eene Arrondissements rechtbank is gericht.

In het overigens volkomen gelijkluidende art. 8 73 der Iud. Rv. zijn de hier gecursiveerde woorden weggelaten.

Art. 859 Ned. Rv. bepaalt, dat het Hof of de Rechtbank, naar gelang der zaak, aan den verzoeker eenen procureur of eenen advocaat en procureur toevoegt om hem op de comparitie oij te staan. Het correspondeerende art. 876 der Ind. Rv. schrijft aan het Hoog-Gerechtshof of den raad van justitie op dezelfde wijze de toevoeging voor van eenen procureur.

Art. 864 Ned. Rv. bepaalt, dat bij toewijzing van het verzoek aan den verzoeker een procureur of een advocaat en een procureur wordt toegevoegd, indien hij daarvan niet reeds voorzien is, ten einde hem kosteloos bij te staan, terwijl art. 881 Ind. Rv. daarmede woordelijk overeenstemt, behalve dat daar alleen sprake is van eenen procureur.

Eindelijk bevat de Ned. Rv. art. 871, het eenige van deze afdeeling, waarvoor men in de Ind. Rv. geen correspondeerend artikel vindt. Dit luidt:

„Indien er grond is, om bij eenen Kantonrechter kosteloos „te procedeeren, gelden ook daar de vorenstaande bepalingen, onder de navolgende wijzigingen :

„lo. Dat het verzoekschrift alleen door den verzoeker be„hoeft te zijn onderteekend ;

„2o. Dat de wederpartij voor den Kantonrechter wordt „opgeroepen, en door dien wordt gehandeld en beslist overeen „komstig de artt. 860, 861, 862 en 863 (= 877, 878, 879 „en 880 Ind. Rv.);

„3o. Dat geene toevoeging van practizijn, bij art. 864 „(= 881 Ind. Rv.) vermeld, plaats heeft."

Wat mag de oorzaak zijn dat de Indische wetgever, die, ten