schen partijen, maar niet tegenover derden, en door zich te vereenigen met de beschouwing van den eersten rechter (in de derde rechtsoverweging van diens vonnis), dat de vendurol niet bewijst wie de kooper is, daar dit den vendumeester onverschillig moet zijn, mits de kooppenningen maar voldaan worden O. ten opzichte van het eerste middel, dat bij het bestreden vonnis, met overname der gronden en motieven van den eersten rechter, de levering aan de thans gerequ ireerden van het door hen gereclameerde stuk grond als voldoende rechtens bewezen is aangenomen op grond van de onder eede afgelegde verklaring van den getuige Said Salim bin Abdullah Motahir, bevestigd door de onder eede afgelegde verklaringen van Said Achmad bin Aboebakar Motahar en Sjarif Moliamad bin Haroen Alkadi en het door laatstgenoemde overgelegd extract uit het op last van den Sultan van Pontianak aangehouden register der tuinen te Soengei Kakap;

dat hieruit dus volgt dat de rechter in appel niet verklaard heeft bedoeld bewijs geput te hebben uit de verklaring van slechts éénen getuige, zooals requirant beweert, en derhalve dit middel, als zijnen feitelijken grondslag missende, dient te worden verworpen;

O. met betrekking tot het tweede middel, dat door requirant ten onrechte wordt beweerd dat de eerste rechter het bewijs voor de levering in de macht en het bezit van den kooper van den tuin in geschil volgens de adat en niet volgens de bij het middel aangehaalde artikelen van Staatsblad 1883 110. 59 zoude hebben beoordeeld;

dat toch die rechter het bewijs dier levering bewezen acht op grond van eenige vermoedens, waaronder wordt genoemd het feit der inschrijving;

dat verder slechts een beroep op de adat wordt gedaan, alleen ter adstructie waarom de plaats gehad hebbende inschrijving als een vermoeden wordt beschouwd, namelijk omdat volgens de adat zoodanige inschrijving het in de macht en in het bezit komen van den kooper bewijst;

dat nu de raad van justitie, met overname ook van deze