persoon op wettige wijze als liet zijne erkend is, de acte-zijner geboorte niet aan de registers van den burgerlijken stand ontbreekt en dus van aanvulling dier registers geen sprake kan zijn ;

O. dat liet ten rekeste gedane verzoek mitsdien behoort te worden geweigerd en alleen nog maar behoeft te worden nagegaan op welke wijze die weigering behoort te geschieden, namelijk in den vorm van een vonnis ter openbare terechtzitting uitgesproken dan wel in den vorm eener beschikking op een eenvoudig verzoekschrift in raadkamer genomen; (1)

O. te dien aanzien, dat als motief voor het eerste zou kunnen aangevoerd worden, dat in art. i47 Rv. gesproken wordt van het vonnis op het verzoek tot aanvulling of verbetering van acten van den burgerlijken stand;

dat nu veelal de N. I. wetgever, waar hij bedoelt beslissingen van den rechter ter openbare terechtzitting uitgesproken, spreekt van vonnissen of arresten en, waar hij bedoelt beslissingen in raadkamer, spreekt van beschikkingen;

dat dit echter volstrekt geen vaste regel is, waarop geene uitzonderingen bestaan ;

dat toch reeds dadelijk in al. 2 van art. 29 der R- O. beschikkingen op eenvoudige verzoekschriften gerekend worden te behooren tot liet genus vonnissen, en als eenig verschil tusschen deze en alle andere vonnissen is aangenomen dat zij niet in liet openbaar worden uitgesproken;

dat zoo dezelfde rechterlijke beslissingen in art. 135 K. O. beschikkingen genoemd, in art. 136 en 137 eod. vonnissen genoemd worden ;

dat verder het woord vonnis, zooals b. v. in art. 232 Ini. Regl , gebezigd wordt waar slechts sprake is van administratieve maatregelen door den rechter te nemen;

dat hetzelfde wat in art. 817 Rv. vonnis genoemd wordt, in art. 15 en 16 13. W. uitspraak heet;

dat behalve de genoemde, in de Indische wetgeving voor uitspraken des rechters nog verschillende andere uitdrukkingen

(1) Zio beslissing van hot lloog Gerechtshof in Deel L1V pag. 312 sqq. van dit Tijdschrift.