rechter de zorg wordt opgedragen tot het doen beteekenen van rechterlijke uitspraken of herstellen in integrura van beklaagden en mitsdien ook dit middel niet opgaat;

O. ad V um , dat indien het hooren van den zoon van requirants principaal ook al ongeoorloofd mocht zijn geweest, dit niet ten gevolge kan hebben de nietigheid der veroordeeling, omdat op die onbeëedigde verklaring als wettig bewijsmiddel niet eene veroordeeling is uitgesproken en de requirant dus hierdoor niet is benadeeld;

O. ad VI um , VII um en VUI um , dat ook deze middelen niet opgaan, omdat de judex facti den requirant heeft schuldig verklaard, op grond van de onder eede afgelegde verklaringen van g( tuigen als bewezen aangenomen daadzaken en een cognossement, in hun onderling verband en samenhang beschouwd, en die rechter mitsdien op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging der schuld van den requirant heeft bekomen, terwijl bet onderzoek naar de waarde en kracht der bewijsmiddelen aan den rechter in cassatie is onttrokken en de beoordeeling daarvan geheel aan den judex facti is overgelaten;

O. dat voorts geene gronden zijn voorgekomen, waarop het aangevallen vonnis ambtshalve behoort te worden vernietigd;

Gelet enz.;

Rechtdoende,

Ontzegt den eisch in cassatie;

Veroordeelt den requirant in de kosten daarop gevallen.

REVISIE.

(Tweede Kamer).

Zitting van 22 October 1890.

Voorzitter: Mr . W. A. Engelbrecht.

Art. 249 sqq. Str. Inl. — Verkrachting.

Aanranding der eerbaarheid kan niet gepleegd worden door den man tegen de vrouw in wettig huwelijk.