REVISIE.

(Derde Kamer).

Zitting van 26 September 1890.

Voorzitter: Mr. M. C. Piepers.

Art. 297 Inl Regl.— Buitengerechtelijke bekentenis.

Eene bekentenis, afgelegd niet voor den rechter, die van het den beklaagde ten laste gelegde kennis neemt, maar voor eenen anderen rechter in eene andere zaak, is slechts eene buitengerechtelijke bekentenis en valt niet in de termen van art. 297 lnl. Regl.

HET HOOG GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCHINDIE,

Gezien de stukken van bet gerechtelijk onderzoek in de zaak van den beklaagde Mangoensetro 'en liet in die zaak op den 9den Juli 1890 door den landraad te Ngandjoek gewezen vonnis, waarbij de beklaagde is schuldig verklaard aan : „het verbergen van bet lijk van iemand die is omgebracht", en deswege veroordeeld tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van twee jaren alsmede in de kosten van bet rechtsgeding en tot de betaling eener geldboete van f 200, met bepaling dat bij bij niet voldoening dier geldboete als lijfsdwang zal kunnen ondergaan dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van eene maand ;

Gezien de schriftelijke conclusie, namens den Procureur-Generaal door den Advocaat-Generaal Mr. J. van Assen genomen en gedagteekend den 3den September 1890, daartoe strekkende, dat bet Hoog-Gerechtshof, met vernietiging van het tegen den beklaagde gewezen vonnis, hem zal vrijspreken van de tegen