Bovendien in liet eigen door mij gewraakte stelsel van dien schrijver, dat de le alinea geen regel stelt, past zijne uitspraak niet: „de wet laat inede toe gelijkstelling van Europeanen en daarmede gelijkgestelde!) met inlanders." Immers waarop mogen uitzonde ingen worden gemaakt? Op de regels van art. 109. En als alinea l niet bevat een regel, waarop zou dan de gelijkstelling van een Europeaan met een inlander worden gebaseerd? Van welken regel wordt dan uitgezonderd? Welken grondslag heeft dan die exceptie ?

Neen, welke regels de le alinea bevat, zagen we sub I en II en tevens welke de uitzonderingen daarop zijn.

De regels sub III en IV bepalen de gelijkstellingen, en welke uitzonderingen hierop mogelijk zijn hebben we eveneens aangegeven. En zoo kunnen de met Europeanen gelijkgestelden en dat zijn zij die geene Kuropeanen zijn, den rechtstoestand erlangen van de met inlanders gelijkgestelden; zoo kunnen de met inlanders gelijkgestelden in den rechtstoes'and worden gebracht van de met Europeanen gelijkgestelden.

En de met de Europeanen gelijkgestelden kunnen ook niet gemaakt worden tot Europeaan, evenmin de met inlanders gelijkgestelden tot inlander. Dit laat art. 109 niet toe. Van daar dat volkomen terecht door de Indische Regeering afwijzend beschikt werd op het verzoek van een Chinees om wat lasten, rechten en verplichtingen betreft als inlander te worden aangemerkt 1). Doel van zulk eene aanvrage is dan, opdat alle op de inheemsche bevolking toepasselijke voorschriften ook op den aanvrager toepasselijk zouden zijn, terwijl juist als beginsel in de eerste alinea is nedergelegd, dat dit alléén dan het geval is, indien het tegendeel niet is bepaald, en de toepasselijkheid op de Vreemde Oosterlingen dus niet wordt uitgesloten, omdat ten aanzien van bepaalde onderwerpen, agrarische en fiscale verordeningen, de wenschelijkheid kan bestaan de gelijkgestelden ten dien aanzien uit te sluiten van de toepasselijkheid.

1) Koloniaal Verslag 1889 pag. 61.