in 't gewone spraakgebruik niet omvat liet vellen van djatieboomen;

dat wil men echter verder gaan, dan toch uitsluitend onder oogst moeten worden begrepen de tot voeding van menschen en dieren strekkende voortbrengselen alsmede alle andere voortbrengselen van den grond, die in den regel jaarlijks daarvan gescheiden en voor hunne bestemming daarop bijeen verzameld worden; ,

dat nu 't oogsten van dergelijke voortbrengselen somtijds de vernieling van al J t geplante ten gevolge zal hebben, b. v. wanneer men eenjarige vruchten oogst, als aardappelen en boontjes, maar in andere gevallen, als bij bosschen, 't oogsten daarin bestaat, dat men jaarlijks regelmatig boomen uit het bosch kapt, en daar waar de overige boomen niet te dicht op elkaar staan, nieuwe jonge boomen plant;

dat men dan eerst in werkelijkheid uit een bosch oogst, terwijl het handelen in anderen geest vernieling, maar niet oogsten beduidt; ,

dat nu uit bovenstaande feiten resulteert, dat in 1886 niet is geveld het gewone quantum hout, dat in den regel jaarlijks uit de djatiebosschen op de landen afgescheiden werd, maar het zes dubbele daarvan;

dat ook niet op de gewone deskundige wijze daarbij werd te werk gegaan, zooals men doet, wanneer men hout van waarde velt als djatiebooinen, die niet voor brandhout gebezigd worden;

dat derhalve, nu vaststaat dat 't in dit proces bedoelde hout niet is geoogst en dus niet behoort tot den oogst van 1886, er geen kwestie kan wezen, dat 't geschil ten voordeele van den eischer en zijn medegedaagde zoude kunnen worden uitgewezen ; en mitsdien geconcludeerd dat het den raad behage te verklaren dat al de op 31 December 1886 op de in de residentie Krawang gelegen Pamanoekan en Tjiassemlanden aanwezige gevelde, doch nog niet bekapte en vierkant gemaakte djatiebooinen niet het eigendom zijn van den eischer en van den medegedaagde, met veroordeeling van den eischer in de kosten van 't geding;