door partijen opgerichte naamlooze vennootschap, de aandeelen dezer vennootschap, welke in het bezit van appellante kwaaien, in waarde hebben doen verminderen;

O. dat de eerste rechter, in overeenstemming met de in eersten aanleg gevoerde verwering van gedaagden, thans geintimeerden, heeft beslist dat eischeres, thans appellante, de door haar ingestelde vordering heeft verwerkt;

dat deze beslissing op de gronden daartoe bij het vonnis aangevoerd is juist;

dat appellante nu wel zich tegen die beslissing heeft verzet, bewerende dat de eerste rechter haar zou hebben gegrond op het feit dat appellante aan de geintimeerden behalve voor hun debet op ulto. 1885 ad f 5.723,550 ook kwijting of kwijtschelding zou hebben verleend van hunne verplichting tot schadeloosstelling wegens gepleegden roofbouw;

dat echter deze voorstelling van des rechters beslissing volkomen in strijd is met de werkelijkheid;

dat immers die rechter in zijn vonnis a quo met geen enkel woord heeft gesproken van eene plaats gehad hebbende kwijting of kwijtschelding door appellante van eenige op geintimeerden rustende verplichting, veel minder van die tot schadevergoeding wegens gepleegden roofbouw — hebbende hij toch dit door geintimeerden pertinent ontkende feit geheel onbesproken gelaten — doch eenvoudig uit eene reeks vaststaande feiten terecht het gevolg heeft getrokken, dat appellante, door op 16 December 1886 zonder eenig voorbehoud van rechten mede te werken tot de oprichting der bij art. 3 van het consignatiecontract bedoelde vennootschap, door mede zonder eenige reserve de aandeelen in die vennootschap, welke haar door geintimeerden waren afgestaan, aan te nemen, en eindelijk door almede zonder eenige reserve hun acquit en décharge te verleenen voor hare hierboven vermelde pretentie, geacht moet worden ook met de wijze waarop door geintimeerden hunne landen gedurende voormeld jaar zijn beheerd, en welk beheer zij krachtens art. 19 van het contract ten allen tijde mocht controleeren, volkomen genoegen te hebben genomen, zoodat appellante, al had zij inderdaad later