en substitutie op 7 December 1888, bij acte overeenkomstig de wet voor Resident en Secretaris der Preanger Regentschappen verleden, het perceel ten name van gedaagde hef ft overgeschreven;

dat eischeres nu wil doen verklaren, dat zij is eigenares van het door den failliet maanden vóór zijn faillissement verkochte perceel en zij de op 7 December 1888 gedane overschrijving nietig en van onwaarde wil doen verklaren, op grond dat Nio Sioe Boen bij vonnis van den Raad de dato 7 December 1888 is verklaard te verkeeren in staat van faillissement, aanvangende 7 December 1888;

dat die vordering van eischeres echter ten eeneninale ongegrond is;

dat in de eerste plaats lastgeving wel eindigt door faillissement, doch art. 1818 Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk bepaalt, dat indien de lasthebber onbewust is van het bestaan van den dood van den lastgever of van eenige andere oorzaak, die den last doet eindigen, hetgeen hij in die onwetendheid verricht heeft, van waarde is;

dat nu noch hij zelf, noch de gesubstitueerd gemachtigde, de heer Sehultz, op 7 December 1888, toen de overschrijving plaats had, wisten, dat Nio Sioe Boen dienzelfden dag in staat van faillissement zou worden verklaard, en zij zulks ook onmogelijk konden weten, daar blijkens het vomrs van faillietverklaring eerst op dien dag de faillietverklaring gevraagd en uitgesproken is en er dan ook op dien 7den December nog op geenerlei wijze publicatie aan de faillietverklaring gegeven was, terwijl hij en de gesubstitueerd gemachtigde, die geen van beiden in eenige handelsrelatie, welke ook, met Nio Sioe Boen stonden, bovendien niet te Batavia, doch in de Preanger Regentschappen woonachtig waren;

dat eischeres dan ook niet heeft gesteld dat hij of de gesubstitueerd gemachtigde op 7 December 1888 van de faillietverklaring afwisten ;

dat derhalve, zelfs al eindigde de onderwerptlijke lastgeving tot overschrijving door het faillissement, wat uitdrukkelijk des neen, de op 7 December 1888 plaats gehad hebbende over-