behandeling van dergelijke feiten, wier samenhang — al wordt zij in de wet niet erkend — toch facto bestaat, het voorschrift van art. 305, dat, wanneer een beklaagde aan meer dan een strafbaar feit wordt schuldig verklaard, alleen de straf op het zwaarste gesteld tegen hem zal worden uitgesproken, in gevallen als dat, hetwelk zich hier ter beslissing voordoet, geene voldoende uitvoering zoude erlangen, alhoewel dan ook het bepaalde in de 2e alinea van art. 306 de nadeelige gevolgen daarvan voorden beklaagde somtijds zou kunnen verhinderen;

O. dat 's landraads onbevoegdheid derhalve geacht moet worden zich in het gegeven geval over al het den beklaagde ten laste gelegde uit de strekken en zijn vonnis mitsdien in zijn geheel behoort te worden vernietigd, met verwijzing van de zaak naar de rechtbank van omgang, bevoegd om van de tegen den beklaagde ingebrachte beschuldiging van poging tot doodslag kennis te nemen;

Lettende enz.;

Rechtdoende,

Verklaart den landraad onbevoegd van de tegen den beklaagde Tojadi ingebrachte beschuldigingen kennis te nemen;

Verklaart derhalve het Openbaar Ministerie met zijne acte van beschuldiging niet ontvankelijk;

Verwijst de zaak naar den bevoegden rechter, zijnde de rechtbank van omgang;

Veroordeelt den Staat in de kosten in beide instantiën gevallen.

Zitting van 6 Februari 1891.

Voorzitter: als voren.

E ssentieele nietigheid. — B eslissing genomen zonder

getuigen te hooren.

Zoo de rechter eene beslissing neemt zonder onderzoek te doen naar de schuld van beklaagde, speciaal zonder getuigen te hooren waar de beschuldiging juist berustte op verklaringen van getuigen