dat de beklaagde als administrateur van en mitsdien werkgever op de onder boven Langkat, afdeeling Deli, residentie Oostkust van Suinatra ressorteertnde tabaksonderneming „Paija Loeboe Dalem" in gebreke is gebleven op den 19den Maart 1890 een ontslagbriefje te geven aan den van elders uit den Indischen Archipel afkomstigen werkman Losso, die zich op den 19den Maart 1887 voor drie jaren had verbonden als koelie voor de door beklaagde beheerde onderneming;

O. dat zoowel vroeger in eersten aanleg door, als thans in hooger beroep voor den heklaagde is beweerd, dat deze door die feiten zich niet strafschuldig heeft gemaakt, daar toch het contract met Losso nog niet was geëindigd, aangezien bij de drie jaren, waarvoor hij zich verbonden had, nog geteld moesten worden 275 dagen, welke hij wegens ziekte, desertie en ondergaan van straf niet heeft gewerkt;

O. dat deze bewering echter onjuist is, daar toch het einde eener overeenkomst wordt bepaald door die overeenkomst zelve, wanneer daarbij, zooals in casu, een tijd is bepaald, welke zij zal duren, en haar duur niet kan verlengd worden dan met den uitdrukkelijken wil van partijen zelve, of wellicht in enkele gevallen krachtens eene wettelijke bepaling;

O. dat het bestaan van eene wilsovereenkomst tussehen werk<ê gever en werkman niet is beweerd noch ook op grond der geproduceerde bescheiden als bestaande mag worden aangenomen, zoodat behoort te worden nagegaan of de wet den werkgever de door beklaagde gevindiceerde bevoegdheid geeft, hetgeen, waar zoo in de individueele vrijheid wordt ingegrepen, voorzeker niet anders dan in duidelijke bewoordingen geschieden kan;

O. dat zoodanige duidelijke bewoordingen in de wet niet te vinden zijn, noch elders, noch ook waar beklaagde en zijn gemachtigde ze meenen te vinden in art. 2 alinea ultima van Staatsblad 1889 no. 138, gelijkluidend met dezelfde alinea in het sedert vervallen Staatsblad 1880 no. 133, onder vigeur waarvan de overeenkomst met Losso werd gesloten en welke Staatsbladen met sterke afwijking van liet gemeene recht de onderlinge rechten en verplichtingen der werkgevers en der van