dert d. i. van af den datum van den koop, dat huis aan tweeden geintimeerde heeft verhuurd, waaruit volgt dat, indien geintimeerde mocht slagen in het bewijs van beide deze daadzaken, daardoor in verband tot het tusschen partijen vaststaande feit, dat het huis door tweeden geintimeerde bewoond wordt, tevens zal vaststaan, dat tweede geintimeerde het huis als huurder voor eersten geintimeerde in zijne macht heeft, met andeie woorden, dat deze laatste eigenaar is;

O. dat het vonnis a quo als wel en terecht gewezen behoort te worden bekrachtigd;

Gelet enz.;

Bechtdoende in hooger beroep,

Doet te niet het appel;

Verklaart den oorspronkelijk eischer, thans eersten geintimeerde, met zijne in eersten aanleg ingestelde vordering ontvankelijk;

Bekrachtigt het tusschen partijen op 27 Februari 1890 door den raad van justitie te Padang gewezen vonnis, waarvan appel;

Veroordeelt den appellant in de kosten van het hooger beroep.

Zitting van 21 Mei 1891.

Voorzitter: als voren.

Verhoor op vraagpunten. — Grondslag voor ebne reconventioneele

vordering altt. 230 Bv. opdracht

van het verhoor aan eenen buitenlands ch en rechter.

Wanneer geageerd wordt uit een contract op grond van verzuim in de nahoming daarvan, dan is een verhoor van den eischer op vraagpunten toelaatbaar, zoo de uit te lohhen antwoorden den grondslag moeten vormen voor eenen reconventiontelen eisch en er tusschen dezen en den oorspronhelijken eisch verband bestaat.

J. Leegstra, appellant, comp. bij den adv. en proe, Mr. J. R. Voute, contra

De firma M. en R. de Monchy te Rotterdam, geintimeerde, defaillante.