ingediend en gedagteekend 10 April 1891, strekkende tot niet ontvankelijk verklaring der voorziening in cassatie, met veroor- • deeling van den requirant in de kosten:

Gezien de stukken, waaronder eene memorie van cassatie, behoorlijk aan de wederpartij beteekend ;

O. dat krachtens art. 176 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie het beroep in cassatie niet wordt toegelaten, wanneer eenig ander middel van voorziening aanwezig is; O. dat dit onderwerpelijk het geval is; dat toch krachtens art. 96 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie (zooals het is gewijzigd bij Staatsblad 188 7 no. 153), een uitspraak van den landraad appellabel is, wanneer niet blijkt dat de waarde der vordering f 500 of minder bedraagt;

dat nu de eischer en opposant — thans rekwirant — bij rekest dd. 24 November 1890 in verzet gekomen is tegen een op verzoek van gedaagde en geopposeerde, thans gerekwireerde, op 16 Augustus bevorens gelegd beslag, zijnde dat gelegd op goederen, die naar zijn beweren aan zijne dochters Saawah en Saimah toebehooren, en wel om de uitvoering te verzekeren van een vonnis, waarbij hij is ver>ordeeld tot uitkeering aan Tjio Teng van eene som groot f 85 8 plus eene hoeveelheid padi, in waarde gelijkstaande met een som van ƒ 72, en daarbij verzócht heeft:

lo. dat hij zou verklaard worden goed opposant legen het vooraangehaald executoriaal beslag;

2o. dat dat beslag zoude worden opgeheven, met last op den bewaarder om de beslagen goederen aan de eigenaressen Saamah en Saimah af te geven;

3o. dat Tjio Teng zoude veroordeeld worden tot vergoeding aan de eigenaressen der beslagen goederen van de door haar, ten gevolge van dat beslag, geleden schade en in de kosten van het geding;

dat derhalve is ingesteld eene vordering, welke zoo wat de opheffing van 't gelegd beslag, als wat de geeischte schadevergoeding betrof, was onbepaald, zoodat er niet van blijkt dat zij een belang vertegenwoordigt van ƒ 500 of minder;