„onder het merk Keng Liong Bie, heeft overgenomen, waaronder „ook behoorde, hoewel toenmaals niet dadelijk, doch eerst op „16 December 1889 eene vormelijke acte van cessie daarvan „werd opgemaakt en in de betrekkelijke registers van hypothe„ken te Serang ten name van gedaagde overgeschreven, vorenbedoelde ten laste van eischer bestaande hypothecaire schuld „aan Ko Taij Tjin ;

„aangezien sedert de overdracht van die hypothecaire schuld, „met en benevens de handelszaak onder het merk Keng Liong „Bie, aan gedaagde, eischer met hem ingevolge eene deswege „getroffen schikking ten volle heeft afgerekend en niets meer „schuldig is; •

„aangezien alzoo de gedaagde, althans onmiddellijk na de in „de vormen plaats gehad hebbende cessie dier hypothecaire „schuld en overschrijving daarvan in de daartoe bestemde registers te Serang, de vereischte verklaring had behooren te „geven, houdende toestemming tot doorhaling dier inschrijving";

dat intusschen deze stellingen, ook al zouden de daarbij vermelde feiten allen waar zijn, de ingestelde actie niet kunnen rechtvaardigen ;

dat immers, naar luid van art. 1174 van het Burgerlijk Wetboek in verband met art. 31 der Overgangsbepalingen, de cessie eener hypothecaire schuld alleen kan geschieden bij gerechtelijke acte;

dat de zin dezer bepalingen niet is twijfelachtig doch integendeel volkomen duidelijk;

dat de wet, bepalende: „dat de cessie eener hypothecaire „schuld alleen kan geschieden bij gerechtelijke acte," daarmede zoo stellig mogelijk heeft te kennen gegeven, dat geene cessie eener hypothecaire schuld bestaat noch ook eenig rechtsgevolg welk ook, hebben kan, tenzij en zoolang die niet bij eene gerechtelijke acte is geconstateerd geworden;

dat immers, „waar het recht (niet slechts als bewijsmiddel) „den vorm heeft voorgeschreven, waarin de wil der partijen zal „moeten ingekleed zijp, deze als de eenige geldige uiting is een „wezenlijk vereischte der handeling en de verwaarloozing daarvan