DE RAAD VAN JUSTITIE TE SOERABAJA,

Gehoord de conclusiën van den procureur der eischers; Gezien de stukken;

O. dat de vordering strekt, dat het den raad van justitie te Soerabaja moge behagen, den gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zonder borgtocht, te veroordeelen om aan eischers, en wel aan ieder hunner voor de helft, tegen behoorlijke kwijting te betalen, de som van ƒ 1069.80, verschuldigd ter zake nader omschreven, met de wettelijke interessen van den dag der dagvaarding af tot dien der geheele voldoening toe, gedaagde wijders te veroordeelen in de kosten, en zulks op grond :

dat op den 26 Juli J.889 door het Gouvernement van Nederlandsch-Indië te Madtoen is uitbesteed het vergrooten van de te dier plaatse zich bevindende gevangenis, en genoemd Gouvernement, naar aanleiding van die aanbesteding, waarbij gedaagde zich als laagsten inschrijver had voorgedaan, dezen de uitvoering van genoemd bouwwerk heeft opgedragen tegen vergoeding der som van ƒ 26745, voor welke hij zich bij de inschrijving tot de uitvoering had verbonden;

dat eischers zich tegenover voormeld Gouvernement als solidaire borgen hebben gesteld voor de richtige nakoming van de door gedaagde met betrekking tot de uitvoering van bovenbedoeld bouwwerk jegens dit Gouvernement op zich genomen verplichtingen, terwijl zij hem wijders in de verkrijging van het door hem voor de uitvoering van dat werk benoodigde werkkapitaal zijn behulpzaam geweest door een door hem op den 28 November 1889 aan de order van het te Soerabaja gevestigde Agentschap der Handelsvereeniging Amsterdam afgegeven orderbillet, groot ƒ 5000, voor aval te teekenen en dientengevolge de verstrekking van laatstgenoemd bedrag aan den gedaagde mogelijk te maken;

dat alsnu, blijkens in afschrift in het geding gebrachte op den 31sten Juli 1889 voor den notaris te Malang Bernardus Anthouie Barkeij sub no. 35 verleden acte, tusschen eischers en gedaagde is overeengekomen, dat door laatstgenoemde, en wel