die grief is ongegrond, kunnende bij deze beslissing de vraag of de dagvaarding, ware appellant als vennoot gedagvaard, zou voldoen aan art. 8 no. 2 van liet Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, buiten beschouwing blijven;

O. dat evenzeer is ongegrond de grief dat de eerste rechter beeft overwogen, dat het exploit van verzet slechts één middel behelst, daar toch in dat exploit wel is waar ter loops, en wel in parenthesi, wordt medegedeeld dat opposant ontkent iets in privé aan geopposeerde verschuldigd te zijn, doch dit daarbij geenszins als middel van verzet wordt aangevoerd;

O. dat de eerste rechter voorts terecht heeft overwegen, dat de bedoeling van art. 85 Burgerl. Rechtsv. geene andere is dan dat de opposant in zijn exploit van verzet alle middelen opgeeft, waarmede hij het gewezen vonnis meent te moeten bestrijden en hem derhalve de reserve van alle verdere weren ten principale niet kan baten, moetende dan ook op dien grond eene beoordeeling van het voor het eerst in appel bijgebrachte middel van vtrzet achterwege blijven;

O. dat appellant mitsdien met het vonnis, waarvan appel, niet is bezwaard en dat vonnis, als wel en terecht gewezen, behoort te worden bekrachtigd;

Gelet enz.;

Rechtdoende in hooger beroep,

Doet te niet het appel;

Bekrachtigt het vonnis van den raad van justitie te Soerabaja van 24 December 1890, waarvan appel;

Veroordeelt appellant in de .kosten der appellatoire instantie.

CASSATIE.

Zitting van 27 Augustus 1891.

Voorzitter: Mr. J. Sibenius Trip.

Artt. 20 en 23 Zegelord. — Ongezegei.de brieven.—Gezegelde transscripties daarvan. bewijskracht.