gezien toch de thans requirant zich niet behoefde uit te laten over bescheiden, welke alle bewijskracht missen;

O. dat derhalve het vonnis van den raad van justitie te Batavia vernietigd en het geding, nu tengevolge van deze beslissing de daadzaken van het beklaagde vonnis niet meer vaststaan, naar dien raad behoort teruggewezen te worden;

Gezien de aangehaalde en de artt. 402 en vgg. en 58 van het R. op de B. Rv.;

Rechtdoende,

Vernietigt liet door den raad van justititie te Batavia op den 17den Januari 1S91 tusschen partijen gewezen vonnis, waarvan cassatie;

Wijst de zaak naar dezelfde rechtbank terug, ten einde, met inachtneming van dit arrest, verder behandeld en beslist te worden;

Veroordeelt den gerequireerde in de kosten in cassatie gevallen.

Zitting van 12 November 1891.

Voorzitter: als voren.

Artt. 415 en 428 Rv. — Fatale termijn. — Verval

van beroep in cassatie.

De termijn van dei tig dagen, bedoeld bij art. 415 al. 1 Rv. is fataal.

De niet opvolging daarvan lieeft het verval van het beroep in cassatie ten gevolge. (1)

Tan Hole Kiat, requirant van cassatie, comp. bij den. adv. en proc. Mr. P. Maclaine Pont, contra

Lie Boen Goean, gerequireerde in voorschreven cas, comp. bij den adv. en proc. Mr. J. Schoutendorp.

(1) Zie ook het arrest in Deel IV pag. 362 sqq. van dit Tijdschrift en de op pag. 367 sqq. aldaar voorkomende conclusie van den Advocaat-Generaal Mr. L. W. C. Keuchenius.