firma. — Aansprakelijkheid. — Getuigenverklaringen. — Deskundigen. — Bewijs.

Wanneer van twee beklaagden in eene overtredingzaak de een wel, doch de ander niet behoorlijk gedagvaard is en beiden niet ter terechtzitting verschenen of vertegenwoordigd zijn, moet tegen den eerste verstek verleend en, wanneer de aard der zaak de gelijktijdige behandeling ten aanzien van beide beklaagden vereischt, de behandeling tot eenen naderen rechtdag verdaagd worden, met last den niet behoorlijk gedagvaarde tegen dien dag te dagvaarden.

Voor den eerste is alsdan het recht van verdediging vervallen.

De chefs eener firma zijn verantwoordelijk voor de overtredingen van de Ordonnantie in Staatsblad 1882 no, 240 door hunnen procuratiehouder begaan, ook voor den daartoe yereischten dolus.

De strafrechtelijke verantwoordelijkheid ontstaat op het oogenblik dat de strafbare handeling of omissie wordt begaan en niet op het oogenblik dat de strafvervolging ter zake wordt ingesteld.

Verklaringen omtrent de qualiteit van goederen en de benaming, waaronder zij in den handel bekend zijn, zijn geene getuigenissen, maar verklaringen van deskundigen.

Die qualiteit en benaming kunnen niet door getuigenissen bewezen worden.

De beslissing der commissie, bedoeld bij art. 39 van het Reglement Lett. A in Staatsblad 1882 no. 240, is het eenige bewijsmiddel voor de daar vermelde gevallen.

Wanneer niet is aangetoond dat de drie personen, die de in dat artikel bedoelde beslissing genomen hebben, wettig die commissie uitmaakten, dan ontbreekt het wettig bewijs voor de ten laste gelegde feiten 328

EERSTE AANLEG.

RAAD VAN JUSTITIE TE SOERABAJA.

HOOGER BEROEP.

HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIE, (Tweede Kameb).

Staatsblad 18G7 no. 10. — Art. 6 R. O. — Staatsblad 188 2 no. 143 art. 12 en 18.

Personen tot de inheemsche bevolking in de afdeelingen Boeleling en Djembrana (Bali) behoorende, die de Hindoegodsdienst belijden, zijn, wanneer zij op grond van Staatsblad 1867 no. 10