Be schuldenaar kan alleen bij dagvaar ding en 'niet lij verzoekschrift in appel komen van het tegen hem uitgesproken vonnis van faillietverklaring (1).

HET HOOG-GERECHTSHOE VAN NEDEKLANDSCH-INDIE,

Gelezen het rekest, gedagteekend Batavia 28 October 1891 van lo. Bernard Willem Hendrik Weber Senior en 2o. Bernard Willem Hendrik Weber Junior, beiden ten deze optredende voor zich zeiven als ook als gereerende vennooten van de ontbonden en thans liquideerende te Batavia gevestigde vennootschap onder de firma B. W. H. Weber, en mitsdien voor en namens die liquideerende vennootschap, waarbij zij te kennen geven, dat zij komen in hooger beroep van een vonnis van den raad van justitie te Batavia dd. 9 October 1891, waarbij zijn verklaard te verkeeren in staat van faillissement de ontbonden en thans liquideerende te Batavia gevestigde vennootschap van koophandel onder de firma B. W. H. Weber, alsmede hare gereerende vennooten Bernard Willem Hendrik Weber Senior en Bernard Willem Hendrik Weber Junior, commissionnairs en kassiers, wonende te Batavia, en waarbij zij, op de daarbij aangevoerde gronden, verzoeken, dat het den Hove moge behagen, te ontvangen het appel, te niet te doen het vonnis van den raad van justitie te Batavia (Eerste Kamer) op den 9den October 1891 gewezen, en alsnog den requirant tot faillietverklaring met zijn gedaan verzoek niet ontvankelijk te verklaren, immers en in allen gevalle dat verzoek af te wijzen, voorts adressanten en de ontbonden, thans liquideerende te Batavia gevestigde vennootschap onder de firma B. W. H. Weber te ontheffen van den staat van faillissement, waarin zij bij evengenoemd vonnis zijn verklaard;

1) Zie eene gelijke beslissing in Deel XXXII pag. 164 sqq. van dit Tijdschrift.

Zie ook Deel LIV pag. 312 sqq, en Deel LV pag. 310 sqq. van dit Tijdschrift,