danig techt te doen als het Hof in goede justitie vermeenen zal te behooren, onder protest van kosten;

O. dat partijen vervolgens recht op de stukken hebben verzocht, waarna de nederlegging der stukken ter tafel is gelast en de dag der uitspraak is bepaald op heden;

Ten aanzien van het recht,

O. dat blijkens de ten processe overgelegde eerste grosse eener akte, den 5en Februari 1877 sub nummer vijf verleden voor den resident van Bantam, bijgestaan door den secretaris van die residentie, eischer, thans appellant, zich ter zake van gekochte en behoorlijk geleverde tabak schuldig heeft verklaard aan: den chinees Tan Liang Tjoi.g voor eene som van ƒ 3855 „ „ Ko Taij Tjin „ „ „ „ „ 3249 „ „ Oeij Tiang Loen „ „ „ „ „ 1500 Te samen f 8604

en verder tot zekerheid van deze schulden heeft verleend een eerste hijpotheek op een hem toebehoorend perceel, gelegen te Serang, alsmede een tweede hijpotheek op een hem toebehoorend perceel, gelegen aan de rivier nabij het Europeesche kerkhof tegenover de Chineesche kamp te oud-Bantam;

O. dat tusschen partijen in confesso is, dat de zooeven bedoelde schuldvordering van Ko Taij Tjin met de tot zekerheid daarvan strekkende hijpotheeaire inschrijvingen bij eene acte, den 16en December 1889 onder nummer 6 verleden voor den resident van Bantam, bijgestaan door den secretaris van die residentie, door de erfgenamen van Ko Taij Tjin, die op den 7en Februari 1882 is overleden, aan geïntimeerde is gecedeerd, en zulks nadat die erfgenamen reeds bij acte den 19en April 1882 onder nummer 92 verleden voor den notaris te Batavia H. J. Meertens, aan geintimeerde hadden overgedragen al de pretentiën en vorderingen,- die Ko Taij Tjin uit eigen hoofde en als deelhebber in de associatie, ten doel hebbende het drijven van handel in tabak onder het kongsiemerk „Keng Leong Bie", had tegen verschillende debiteuren, zooals beschreven en geconstateerd in de door Ko Taij Tjin aangehouden boeken en