den raad van justitie) terechtstaan, onderworpen aan de voor alle andere inlanders aldaar vigeerende wettelijke bepalingen, alzoo aan het Strafwetboek voor Inlanders.

De raad van justitie te Soerabaja, rechtsprekende in misdrijfzaken zonder voorloopige instructie, heeft het navolgend vonnis gewezen in de zaak van :

Het Openbaar Ministerie, ambtshalve eischer, contra

I. Goesti K'toet Gangsa, oud naar gissing 27 jaar, van beroep landbouwer, geboren te Poerwakarta (Krawang), wonende te Djcmbrana (Balie);

II. Salit Madé Gèdjer, oud naar gissing 22 jaar, van beroep landbouwer, geboren en wonende te Djembrana (Balie);

III. Gagoes Madé Mania, oud naar gissing 24 jaar, van beroep landbouwer, geboren en wonende te Djembrana (Balie); beklaagden.

De Raaad ;

Gehoord de voorlezing van het requisitoir van dagvaarding ddo. 5 October 1891 no. 1480, waarbij den in hoofde dezes genoemden beklaagden is ten laste gelegd:

dat zij gesamenlijk en in vereeniging op den 25en Mei 1891, des nachts, in een te Petjangahan, district Djemhrana, eiland Balie, residentie Balie en Lombok, gelegen, destijds aan alle zijden met paggers van djarak en aoeri omheinden en volkomen afgesloten tuin van zekeren Pan Roekasih, ten nadeele van dezen, vier en twintig klappers, ter waarde van 240 kèpèng, d. i. ongeveer zestig centen, arglistig hebben weggenomen, na zich den toegang tot dien tuin te hebben verschaft door over de noordelijke omheining naar binnen te klimmen;

Gehoord de debatten ter openbare terechtzitting;

Gehoord hetgeen door de beklaagden in het midden is gebracht; Gehoord het requisitoir van den officier van justitie te Soerabaja ddo. 16 November 1891, daartoe strekkende dat de raad van justitie te Soerabaja de boven nader aangeduide be-