dagen provoost, met verklaring dat de klacht dermate is ongegrond en lichtvaardig, dat zij aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven, weshalve den reclamant nog eene straf is opgelegd van vier dagen cachot te water en rijst, zijnde hij ten slotte verwezen 111 de kosten van het geding

Gehoord den Advocaat-Fiscaal voor de Land- en Zeemacht in Nederlandsch-Indiè in zijn schriftelijke consideratiën en advies; Nog gezien de verdere stukken van den processe;

O. dat uit de stukken van het proces blijkt, dat de reclame is gericht tegen de beslissing van reclamants korpscommandant, vermeld aan het slot der omschrijving van de reden der hem. opgelegde straf, waarbij deze autoriteit, met toepassing van het bepaalde in art. 122 van het Reglement op den Inwendigen dienst der Infanterie, den reclamant de vergoeding heeft opgelegd van de uit het compagnies magazijn ontvreemde koffie;

O. dat volgens art. 1 van Staatsblad 1874 no. 28 een gestrafte, die zich over de hem opgelegde straf bezwaard acht, daarover zijne klachten kan inbrengen bij den chef, die onmiddellijk gesteld is boven dengene, die de straf heeft bevolen en, zoo hij door dezen wordt afgewezen, zelfs verzoeken, dat de zaak door den Krijgsraad worde onderzocht;

dat de straffen, welke door eenen meerdere kunnen opgelegd worden en waarvan dus gereclameerd kan worden, zijn vermeld in de art. 28 en volgenden van het Reglement van Krijgstucht of Discipline voor het Krijgsvolk te Lande ;

dat onder die straffen niet is opgenoemd vergoeding voor veroorzaakte schade;

O. dat dan ook uit art. 122 van het Reglement op den Inwendigen dienst der Infanterie duidelijk blijkt, dat het niet in de bedoeling ligt de vergoeding van schade als eene straf te beschouwen, wordende toch die vergoeding opgelegd, onverminderd de op te leggen straffen, voor schade aan de menage veroorzaakt door onoplettendheid, achteloosheid of ontrouw ;

O. dat het feit, dat de strafoplegger den last tot vergoeding, na uiteenzetting der strafreden, in het strafregister heeft ver-