niet ontvankelijkverklaring immers ontzegging van den eise.li in appel cutn expensis ;

O. dat partijen hare sustenuen bij pleidooi nader hebben toegelicht en dat daarna de nederlegging der stukken ter tafel is gelast en de dag der uitspraak bepaald ;

Ten aanzien van het recht,

O. dat eischers, thans appellanten, bij de introductieve dagvaarding van 10 Januari 1891 in hoofdzaak hebben gesteld: dat bij vonnis van den landraad te Japara ddo. 10 December 1890 omtrent de in het strafproces tegen den Chinees Oei Tiang Liang gediend hebbende stukken van overtuiging, ten aanzien van 61 zakken arenmeel, is bepaald, dat die zouden worden teruggegeven aan den getuige Tan Kong Tjong, den thans geintimeerde, na verloop van acht dagen nadat het vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, tenzij daarop door den eigenaar of daarop rechthebbende beslag zij gelegd overeenkomstig de wet;

dat die goederen ecliter aan hen, eischers, toebehooren, zijnde de zakken meel door Oei Tiang Liang voornoemd aan hen ontvreemd en door dezen aan geintimeerde verkocht;

dat zij, eischers, het recht hebben het ontvreemde van geintimeerde op te eischen op grond van het bepaalde bij art. 1977 van het Burgerlijk Wetboek;

dat voorts volgens art. 2 van Staatsblad 1889 no. 149 de eigenaren op de voorwerpen, die als stukken van overtuiging gediend hebben, binnen den termijn van acht dagen nadat het vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, onder den griffier beslag moeten leggen overeenkomstig de voorschriften van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering voor de raden van justitie op Java enz ; en

dat zij, eischers, ter verzekering hunner onderwerpelijke vordering, op 2 Januari 1891 conservatoir arrest hebben deen leggen onder handen en beheer van den griffier bij de landraden te Japara en te Koedoes, W. Laurens, op alle gelden en goederen, die deze onder zich heeft of hebben zal dan wel verschuldigd is of zijn zal aan den geintimeerde;