verrichten, op den 19en Mei d. a. v., binnen den ter laatstgenoemde terechtzitting door hen bepaalden tijd, een door hen onderteekend rapport ter griffie hebben gedeponeerd, hetwelk daarop, namens de eischers, bij procureursacte van den 21en Mei 1892 aan den procureur der gedaagden is beteekend, in welk rapport de bij het bovenvermelde interlocutoir vonnis geformuleerde vraag door de deskundigen aldus is beantwoord: dat volgens Mohamedaansch versterfrecht, wanneer iemand overlijdt, nalatende eene dochter en twee met de erflaatster uit denzelfdeu vader en dezelfde moeder gesproten zusters, de nalatenschap aldus verdeeld behoort te worden, dat de helft daarvan toevalt aan de dochter en de wederhelft aan de twee zusters te zamen»

dat bij dezelfde procureurs-acte de procureur der eischers nog aan dien der gedaagden heeft doen beteekenen eene door den beëedigden tolk H. H Brugman vervaardigde Nederlandsche vertaling van eene ter griffie van dezen raad in originali gedeponeerde verklaring, gedagteekend Batavia 5 September 1890 en onderteekend „Alsakier ila Babili Ostman bin Abdullah bin Agil bin Jahaija Gafoer Allahoe Amhoe

voorzien van een onderschrift van den kalief en den Imam Malaijoe te Makasser, gedagteekend Makasser 6 Seban 1308 der Mohamedaansche jaartelling, welke vertaling in subtantie inhoudt, dat, wanneer van drie zusters, gesproten uit eene samenleving buiten huwelijk van een Chinees en een Cliineesche vrouw, ééne sterft, nalatende hare beide gemelde zusters en eene dochter, de nalatenschap der overledene, voor het geval de drie zusters door den vader als zijne kinderen erkend waren, aldus moet worden verdeeld, dat de dochter de helft en de beide zusters te zamen de wederhelft ontvangen, terwijl, indien geene dergelijke erkenning heeft plaats gehad, de dochter de helft verkrijgt en de wederhelft verdeeld moet worden onder de atsba erfgenamen en de moeder der overledene, zoo deze nog leeft of anders de dochter der overledene;

O. dat ter terechtzitting van dezen raad van den eersten Juni 1892 vervolgens door beide partijen recht is gevraagd op de stukken, waarna de uitspraak is bepaald op heden;