dat onderwerpelijk zulks niet het geval is, vermits de gepleegde opzettelijke verminking der waarheid niet beoogd heeft eenig voordeel, maar enkel en alleen heeft gediend om eene verontschuldiging voor die vertraagde afdraging te kunnen aanvoeren ;

dat beklaagde, ofschoon grovelijk nalatig zijnde geweest, evenwel niet kaïK gezegd worden te hebben overtreden art. 100 van het Strafwetboek voor Inlanders, noch eenig ander strafwetsartikel;

Lettende op art. 2 40e 2de lid en 240/ van het Inlandsch Reglement, Staatsblad 1885 no. 81;

Verklaart dat de aan den beklaagde voornoemd ten laste gelegde feiten noch misdrijf noch overtreding daarstellen;

Verstaat dat afschrift dezes met de stukken van het voorloopig onderzoek zal worden gezonden aan het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië.

Voorzitter van den Landraad te Sidhoardjo: Mr. 15 H. P. van der Zwaan.

Beschikking van 9 November 1889.

Het valschelijk onderteekenen met den naam van eenen oppasser van een geleidebillet voor het vervoer van vee, waarvan het opmaken niet bij eene wettelijke bepaling is voorgeschreven, maar hetwelk volgens gewoonte geschiedt en dan onderteekend moet worden door een Assistent Wedono, stelt noch misdrijf noch overtreding daar.

DE VOORZITTER VAN DEN LANDRAAD TE SIDHOARDJO,

Gezien de beschikking van den assistent-resident van Sidho ardjo de dato 29 Augustus 1889 in zake Mas Prawiro Koesoerao, oud naar gissing 30 jaren, zonder beroep, wonende in de dessa Betjira koeion, district Djenggolo IV, afdeeling Sidhoardjo; Gelezen de stukken van het voorloopig onderzoek;

O. dat de feiten, waarvoor de verdachte wordt vervolgd,

LIX. 10