feit moet bewijzen, daarvan kan gebruik maken; met dien eed kan nimmer iets bewezen worden; de opdracht is een gevolg van 's rechters bevoegdheid om een door de bij de wet aan part jen toegekende bewijsmiddelen geleverd bewijs aan te vullen en de rechter is in die opdracht alleen beperkt door art. 1941 B. W.

Door den rechter een onderzoek gelast zjnde naar de echtheid of onechtheid van een overgelegd geschrift, dan is het niet voldoende dat de deskundigen onderzoeken of de daaronder gestelde handteekening is van hem, die haar betwist, maar moeten zij onderzoeken of deze zijne handteekening onder het geschrift gesteld heeft.

The Liang Pie, aannemer, wonende te Brebes, residentie Tegal, appellant, comp. bij den adv. en proc. Mr. A. W. Jocometti, contra

Adriaan Hendrik Willemsen, particulier, wonende te Tegal, geintimeerde, comp. bij den adv. en proc. Mr. J. R. Voute.

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gehoord partijen;

Gezien de stukken;

Ten aanzien der daadzaken:

Overnemende de uiteenzetting daarvan, vervat in de door den raad van justitie te Semarang tusschen partijen gewezen en op 3 December 1890, 3 Juni 1891 en 12 Augustus 1891 uitgesproken vonnissen, waarbij — bij dat van 3 December 1890, met toewijzing van de daartoe strekkende conclusiën van den thans appellant, een gerechtelijk onderzoek door deskundigen is bevolen omtrent de echtheid of onechtheid der door hem in het geding overgelegde kwitantie, luidende: „Saia toean A. H. „Willemsen di Tegal soeda mangakoe trima wang deri The „Liang Pie di Brebes, banjaknja ƒ 1300 Seriboe tiga ratoes „roepiah perak, itoengan boeat bajar oetangnja The Liang Pie, „njang terseboet tanda tangan tangal 29 Juni 1886 „Brebes 15 December 1889" en onderteekend Willemsen, met reserve