O. dat beklaagdes erkentenis en verdere opgaven worden bevestigd:

door twee voorgelezene ambtseedige processen-verbaal dd, 24 Februari 1892, opgemaakt door eene commissie van onderzoek, bestaande uit den patih, den wedono en den djaksa te Bodjonegoro, wat betreft het vinden van den door bet geweerschot verwonden dief in de met een valschen sleutel geopende goedang, diens bekentenis aldaar reeds meermalen olie te hebben gestolen en dat ook thans te hebben willen doen, en diens kort daarop gevolgd overlijden;

door de nadere verklaring van den getuige Mas Astrosentono, wedono voornoemd, wat betreft liet in de goedang op bovengemelde en door beklaagde nader medegedeelde wijze en hoogte opgesteld zijn van het geweer volgens getuiges waarneming kort na het vallen van bet schot en het verwonden van den dief;

door de verklaring van den getuige Makkink, wat betreft het hem door beklaagde medegedeelde voornemen om het geweer aldus op te stellen, het afgaan van het schot en het vinden van den gewonden dief in de met een valschen sleutel geopende goedang;

door het ambtseedig visum repertum en de nadere verklaring van den getuige Sadinoeh, dokter djawa te Bodjonegoro, wat betreft de door den dief Soerowikromo alias Sadin door een geweerschot bekomene verwonding, diens daardoor veroorzaakten dood en het kaliber der door beklaagde gebruikte hagel, hebbende deze getuige verklaard uit het lichaam van den verskgene te hebben uitgehaald 18 hagelkorrels van dezelfde grootte als de door beklaagde geproduceerde, en nog eenige korrels te hebben waargenomen, die in het gebeente waren gedrongen en door hem niet konden worden geëxtraheerd;

O. dat mitsdien op grond van beklaagdes behoorlijk bevestigde erkentenis het wettig en overtuigend bewijs is geleverd, dat hij het hem ten laste gelegde heeft gepleegd;

O. dat niet ïechtens vaststaat hoe zwaar het geweer geladen was en dus, op grond van de opgave van beklaagde in verband met de verklaring van den dokter-djawa, moet worden aangenomen,