geen gratie kan worden verleend omdat het geeiie straf is, volkomen identiek zijn aan de bij vonnis opgelegde bijkomende straf sub b, c en d die wel vatbaar is voor gratie.

Anomalie dus.

Exempli gratia: A wordt veroordeeld tot tuchthuisstraf en tot de bijkomende straf van ontzetting der rechten omschreven in artikel 20. Op hem drukken dan tevens de wettelijke gevolgen van artikel 12; hij krijgt gratie van de opgelegde straf, id est van de hoofd- èn bijkomende straf, maar de wettelijke gevolgen worden daardoor niet weggenomen. Hij werd nu door de gratie gereintegreerd in de hem ontzegde rechten omschreven in artikel 20, waartoe behooren het zijn van voogd of curator en bet optreden als getuige. Edoch daarnevens blijven de wettelijke gevolgen van artikel 12 voortbestaan waartoe ook behooren het zijn van voogd of curator en bet ius testandi!

Dezelfde anomalie doet zich voor in het inlandsch strafwetboek.

Op een ander voorbeeld uit het militaire recht wees ik reeds. 1)

Die gevolgen nu, die de wet zelve in art. 12 europeesch en 16 inlandsch strafwetboek aan eene veroordeeling vastknoopt, de onbekwaamheid daaruit ontstaande, de vermindering der volle rechtsbevoegdheid, zij zijn niet weg te nemen door gratie omdat hier niet van straf de reden is; ze kunnen alleen worden weggenomen door rehabilitatie.

Wie is tot die rehabilitatie, tot dat weêr bekwaam maken, bevoegd ?

Voor velen is de beantwoording dier vraag quaestieus en het heeft dan ook meermalen een punt van gedachtenwisseling uitgemaakt tusschen het opperbestuur en de indische regeering en het hoog-gerechtshof of onder het recht van gratie de rehabilitatie is begrepen.

Stellen we allereerst vast dat mea sententia onder rehabilitatie moet worden verstaan : het wegnemen van de gevolgen aan de veroordeeling tot eene bepaalde straf bij de wet verbonden.

Ik spreek niet van „onteerende" gevolgen; de rehabilitatie is niet eerherstel maar het weêr bekwaam verklaren; verbum loquitur; edoch omdat het onbekwaam verklaren tot uitoefening

1) Pagina 316.