Zitting van 29 September 1892. Voorzitter: als voren.

Artt. 86 en 463 Palembang Eegl. in Staatsblad 1878 no. 14 (artt. 1ö2 en 432 Inl. Regl.)

Op eene vordering tot veroordeeling van den gedaagde om zijne verplichtingen als executeur na te komen en het doen van rekening en verantwoording binnen eenen door den landraad te bepalen tijd, de gedaagde veroordeeld zijnde tot het doen van rekening en verantwoording van het door hem als executeur gevoerd beheer op eenen nader te bepalen dag ter openbare terechtzitting van den landraad, dan is op alle gedeelten van den eisch recht gedaan en is niet meer of iets anders toegewezen dan geeischt is.

Said Sech bin Achmat bin Sahab, requiant van cassatie, comp. bij den adv. en proc. Mr. P. Maclaine Pont, contra

Sarifa Patima binti Said Aboebakar Gerid c, s., gerequireerden in voorschreven cas,

IIET HOOG-GERECHTSHOE VAN NEDERLANDSCH-IND1E,

Gelezen het door den raad van justitie te Batavia op den 30sten Januari 1892 tusschen partijen in hooger beroep van een vonnis van den landraad te Palembang dd. 26 October 189 1, gewezen vonnis, waarbij, met ontvangst van het appel, het vonnis, waarvan appel, is vernietigd, en doende wat de landraad had behooren te doen, aan de eischeressen hare vordering in eersten aanleg gedaan, toegewezen en de gedaagde veroordeeld is om op een nader door den voorzitter van den landraad te Palembang te bepalen dag voor den landraad in openbare terechtzitting aan de eischeressen rekening en verantwoording af te leggen van het door hein als executeur over den boedel en de nalatenschap van wijlen Said Achinad bin Sech bin Achmad bin Sahab gevoerd beheer, en tevens in de kosten van het geding in beide instantiën gevallen;