teekening, welke eerste daardoor niet van hare geldigheid, die trouwens niet aan een opzettelijk onderzoek werd onderworpen, was beroofd, heeft vernietigd;

b. door eenmaal aangenomen (gelijk requirant doet) dat behoorlijk was gedagvaard, te verzuimen ten principale recht te doen, aangezien beklaagdes afwezigheid den landraad niet ontsloeg van zijne verplichting om tot het onderzoek en de berechting der zaak over te gaan, en de hoogere rechter, nu beklaagde van geen instantie beroofd was, krachtens de devolveerende kracht van appel het bewezene der feiten had moeten onderzoeken enz.;

c. doordien de raad, in het midden latende, of het niet opvolgen van het door hem als imperatief aangemerkt voorschrift van art. 421 van het Celebes Reglement een substantieele nietigheid als de openbare orde schendende oplevert, heeft aangenomen, dat beklaagdes niet behoorlijke dagvaarding zou kunnen worden gedekt door persoonlijke verschijning van beklaagde of bij gemachtigde;

d. door eenmaal, hoewel onjuist, die dekking aannemende te verklaren dat de Chinees Tan Sien Die niet behoorlijk was gemachtigd;

e. doordien de raad last tot teruggave der overtuigingsstukken heeft gegeven;

O. ten aanzien van de onderdeelen a en b van het middel ; welke wegens hun verband te zamen kunnen behandeld worden ;

dat, gelijk uit de proefsstukken blijkt, de rechtdag in deze zaak eerst door den landraadvoorzitter te Makasser was bepaald op 2 December 1891, maar dat te dien dage de landraad geoordeeld heeft, dat de dagvaarding van beklaagde niet behoorlijk had plaats gehad, en dientengevolge een bepaling van een nieuwen rechtdag door den voorzitter, en een tweede bevel tot dagvaarding door den inlandschen officier van justitie, en beteekening daarvan heeft plaats gehad;

dat daarop de behandeling der zaak op den nieuwen rechtdag, zijnde den 14den December 1891, heeft plaats gehad, en dat de djaksa van voormelden landraad van het op dienzelfden