HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NE DE RL A NDSCH-IN Dl E,

Gelezen liet door den raad van justitie te Batavia (2de kamer) tusschen partijen gewezen en op den 22sten Maart 1892 uitgesproken vonnis, zulks in hooger beroep van een door den landraad te Tandjong Pinang op den lsten April 1891 gewezen vonnis, waarbij het appel ontvangen is, de door appellant voorgestelde excepties verworpen zijn, eisclier, geïntimeerde, met zijne vordering ontvankelijk verklaard is, het vonnis waarvan appel vernietigd is, aan eisclier, geintimeerde, zijne vordering ontzegd, en hij in de kosten des gedings in heide instantiën gevallen veroordeeld is;

Gezien de aan den voet der memorie van cassatie door den griffier van het Hoog-Gerechtshof gestelde verklaring, waaruit blijkt, dat op den lüden Juni 1892 de advocaat en procureur bij het Hoog-Gerechtshof Mr. Th. A. Ruijs, ten deze ageerende voor en namens den Chinees Oei Bok Soei van voormeld, op den I3den Mei te voren aangezegd, vonnis van den raad van justitie te Batavia cassatie heeft aangeteekend;

Gelezen de namens den Procureur-Generaal door den Advocaat-Generaal Mr. C. S. Buijs Ballot genomen conclusie, gedagteekend 9 November 1892, daartoe strekkende, dat het Hof met verwerping van de tegen het beroep in cassatie voorgestelde exceptie van niet ontvankelijkheid en niet ontvankelijkverklaring van dit beroep evenwel het door den requirant voorgestelde cassatiemiddel zal verwerpen en hem requirant nog zal veroordeelen in de kosten in cassatie gevallen;

Gehoord het namens den gerequireerde in dezen gehouden pleidooi;

Gezien de stukken, waaronder de door eerstgenoemde» praktizijii en door den advocaat en procureur bij het Hoog-Gerechtshof Mr. P. Maclaine Pont, de laatste ten deze handelende voor en namens den gerequireerde, ingediende en aan de wederpartij beteekende memoriën, respectievelijk van eisch en van antwoord in cassatie;

O. dat namens den requirant als middel van cassatie is voorgesteld :