24sten Juni 1892, daartoe strekkende, dat de raad van justitie te Makassar met verbetering van het vonnis, waarvan revisie, den in hoofde dezes genoemden beklaagde Alie vd. zal schuldig verklaren aan het misdrijf van diefstal in dienstbaarheid en deswege veroordeelen tót een jaar dwangarbeid buiten den ketting, voorts zal gelasten de teruggave der stukken van overtuiging aan den eigenaar of daarop rechthebbende en overigens het vonnis moge bekrachtigen met veroordeeling wijders van den beklaagde in de kosten in revisie gevallen ;

Gehoord het rapport van het Raadslid Mr. J, W. C. Cordes ;

O. dat in het proces-verbaal der terechtzitting ten aanzien van het advies van den mohamedaanschen priester slechts is vermeld, dat hij toepassing van straf overeenkomstig de koranische voorschriften vordert;

O. dat art. 7 dtr Rechterlijke Organisatie vordert, dat de adviseur zijn gevoelen zal uiten bepaaldelijk ten aanzien van de ter zake betrekkelijke godsdienstige of andere wetten of gebruiken, ten einde daarop bij het doen der uitspraak worde gelet;

O. dat de strekking van dit voorschrift blijkt bij vergelijking daarvan met art. 288 Ternate-Reglement, hetwelk bepaalt, dat de landraad naar aanleiding van de tegen den beklaagde ingebrachte beschuldiging en van hetgeen uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, beraadslaagt over de navolgende punten:

lo. welke daadzaken zijn door het gerechtelijk onderzoek bewezen ;

2o. is het bewezen, dat de beklaagde schuldig is aan die daadzaken;

3o. welk misdrijf is daardoor gepleegd;

4o. welke straf moet den beklaagde worden opgelegd;

en dat de inlandsche officier van justitie en de adviseur hel eerst hun gevoelen uitbrengen, waaruit volgt, dat de adviseur, en deze wel het eeist, zijn gevoelen zal te kennen geven ook over de vraag, welke straf de betrekkelijke godsdienstige of andere wetten of gebruiken tegen het onderhavige misdrijf bedreigen;

O. dat nu wel het artikel niet, met zooveel woorden nietigheid