een eenvoudige administratieve aanschrijving, een wijziging in het Reglement te brengen. De boedelkamers zullen dus beter doen in voorkomende gevallen machtiging te vragen van de Regeerihg gelve.

Nog een andere dergelijke handeling behoort besproken te worden.

Bij een Gouvernements besluit ul. van 1870 werd uitvoering gegeven aan het beginsel, dat de kosten van het collegie van boedelmeesteren te Batavia komen ten laste en ten behoeve van den staat en bepaald, dat van het z. g. reservefonds van het collegie een millioen zou worden overgebracht naar 's Landskas, >>/ alle inkomsten van het collegie halfjaarlijks overgebracht moeten worden naar 's Landskas, <\/ alle gebouwen etc. van het collegie onder beheer van het Departement van Burgerlijke Openbare Werken zouden komen.

Slechts wat er in het fonds meer was dan f 1,000,000 bleef in handen der kamer voor de betaling der renten aan de geadministreerden. Feitelijk werd dus het fonds van het collegie opgeheven.

Niet alleen dat ook aan de rechtsgeldigheid van dezen maatregel ernstig getwijfeld raag worden, ook praktisch moeten daaruit moeilijkheden rijzen.

Al dadelijk immers wordt daardoor de bepaling tot eene doode letter, welke opgenomen is in de 2e alinea van art. 24 van het reglement, dat het collegie bevoegd is om, wanneer de renten van het vermogen der minderjarige pupillen niet voldoende zijn voor hun onderhoud en geen personen kunnen worden gevonden, die uit liefde de verzorging dier kinderen op zich willen nemen, uit het fonds de ontbrekende gelden te putten.

Hoe nu, na' de opheffing van het fonds in dergelijke gevallen moet worden gehandeld, is, vergis ik uie niet, nergens geregeld en 't is maar gelukkig, dat nagenoeg altijd wtl een bloedverwant of vriend van den overledene gevonden wordt, die om niet de zorg voor de opvoeding van diens kinderen op zich wil nemen, daar, geschiedde dit niet, zonder buitengewone maatregelen niet daarin zoude kunnen worden voorzien.