NEDERLANOSCHE-RECHTSPRflflK.

HOOGE RAAD DER, NEDERLANDEN.

Kamer van Strafzaken.

Zitting van 31 October 1892.

Voozitter: Mr. F. B. Coninck. Liefsting.

Raadsheeren: Mrs. A. A. de Pinto , A. J. Clant van der Mui.l , A. P. Th. Eijssell, B. II M. Haslo, P. van Bemmelen en S. M. S. de Ranitz.

Kan een der onderdeelen van het ten laste gelegde feit door de enkele erkentenis van den beklaagde genoegzaam worden bewezen, indien deze erkentenis in het verband met de overige bewezen feiten en omstandigheden medewerkt tol bewijs? — Ja.

De Hooge Raad enz.; Gelet op het middel van cassatie, door den req. voorgesteld bij memorie: Schending van de artt. 403 en 404 Strafvord., door het bewijs, dat req. bij het bejagen van eens anders grond onvoorzien was van schriftelijke vergunning van den rechthebbende, te ontleenen uitsluitend aan de bekentenis van dit feit, welke door req. zou zijn afgelegd; O. ten aanzieH van het voorgestelde middel : dat inderdaad in het beklaagde vonnis het jagen op eens anders grond alleen door het ambtseedig proces verbaal van ten onbezoldigden rijksveldwachter, en het niet voorzien zijn van