de schriftelijke vergunning des rechthebbenden alleen door de erkentenis des req.'s is bewezen verklaard;

dat het echter voor het wettig bewijs niet in elk geval een noodwendig vereischte is, dat al do onderdeden van de feiten en omstandigheden die te zaïnen het strafbare feit opleveren, ieder op zich zelf door eene uit een ander bewijsmiddel bevestigde bekentenis of eenig ander op zich zelf staand wettig bewijsmiddel bewezen zij, maar dat een der onderdeden van liet ten laste gelegde feit door de enkele erkentenis genoegzaam kan worden bewezen, indien deze erkentenis in het verband met overige feiten en omstandigheden, zooals hier volgens de feitelijke beslissing moet worden aangenomen, medewerkt tot het bewijs ;

dat bijgevolg het voorgestelde middel is ongegrond;

Gezien art. 870 Strafvord.;

Verwerpt het beroep en veroordeelt den req. in de kosten daarop gevallen.

(IV. v. h. li. no. 6266,1.