Gelezen de namens den Procureur-Generaal door den Advocaat-Generaal Mr. A. Dull genomen conclusie, gedagteekend 3 1 December 1892, strekkende tot verwerping van het beroep in cassatie en veroordeeling van beklaagde in de kosten;

Gehoord het rapport van den raadsheer-rapporteur Mr. G. H. Lowe;

Gezien de stukken ;

O. dat bij memorie van cassatie gedagteekend Sainarang 12 October 1892 door den requirant twee middelen worden voorgesteld,

lo. Schending, immers verkeerde toepassing van art. 26 juncto art. 1 van het reglement voor de opiumpacht op Java en Madura, Staatsblad 1890 no. 149, doordien de raad, ofschoon aannemende, dat de in judicio aanwezige pakjes, die door den beklaagde zouden zijn ingevoerd, „medicijnen" bevatten, hem niettemin heeft schuldig verklaard aan een overtreding van voornoemd reglement;

2o. Schending, immers verkeerde toepassing van art. 1 van het reglement voor de opiumpacht op Java en Madura, Staatsblad 1890 no. 149, doordien de raad, terwijl ten processe wettig en overtuigend is gebleken, dat beklaagde de morphine in lite niet heeft ingevoerd, doch aannemende dat beklaagde last heeft gegeven tot den invoer, hem dientengevolge heeft schuldig verklaard aan verboden invoer van morphine ;

O. ten aanzien van het eerste middel :

dat bij art. 26 van het reglement voor de opiumpacht op Java en Madura (Staatsblad 1890 no. 149) is bepaald, dat de voorschriften van dat reglement — en derhalve ook dat van art. 1 daarvan, ter zake van welks overtreding de requirant is veroordeeld — niet van toepassing zijn op den invoer van opium voor geneeskundig gebruik, behoudens de daaromtrent bestaande of nader vast te stellen bepalingen ;

dat nu de rechter a quo geacht moet worden Ie hebben aangenomen, dat het door den requirant ingevoerle morphinepraeparaat — ten aanzien waarvan krachtens laatstgemeld artikel hetzelfde verbod geldt als van opium — was voor geneeskundig