eenen superieur gepleegd, het delict vormt strafbaar gesteld bij art. 100 van het crimineel wetboek;

dat nu het kenmerk, hetgeen eenige handeling tot eene daad van geweld stempelt, niet gelegen is in den aard der gevolgen van zulk eene handeling maar in het gewelddadige dier handeling zelve, namelijk in de wijze, waarop die is verricht, als uiting van het doel om tegen eenigen persoon geweld te plegen, weshalve dan ook zulk eene handeling, wanneer zij, zonder het beoogde doel te bereiken, desniettemin volledig is uitgevoerd, strafrechterlijk niet als eene poging tot het plegen van eene daad van gewtld, maar als dat volvoerde feit zelf moet worden beschouwd ;

O. dat mitsdien ook het in de eerste plaats den beklaagde, thans appellant, ten laste gelegde feit behoort tot de competentie van den krijgsraad ;

O dat derhalve 's krijgsraads vonnis, vermits daarbij niet op alle punten van beschuldiging is recht gedaan, behoort te worden vernietigd, en de krijgsraad moet worden gelast om ook op dit punt van beschuldiging alsnog recht te doen;

Gelet op artt. 13 en 99 van het crimineel wetboek, op art. 143 der Rechtspleging bij de Landmacht zoomede op art. 50 van 's Hols Provisioneele Instructie;

Rechtdoende:

In naam en van wege de Koningin !

Ontvangt het appel;

Vernietigt liet vonnis tegen den beklaagde, thans appellant, gewezen ;

Verklaart den krijgsraad bevoegd om ook van het in de eerste plaats ten las'e gelegde punt van beschuldiging kennis te nemen ;

Wijst derhalve de zaak terug naar den krijgsraad met last om alsnog op alle punten van beschuldiging recht te doen;

Verwijst het land in de kosten en misen der justitie mitsgaders in die van den processe in beide instantieu gevallen.