2o. Schending enz.;

O. ten aanzien van het eerste middel:

dat de rechter a quo zijne uitspraak doet berusten op de stelling, dat geen (bizonder) eigendom van de gronden in geschil bewezen is, en die gronden (mitsdien) volgens het bepaalde bij art. 1 van Staatsblad 1870 no. 118 jo. Staatsblad 1875 no. 199a domein zijn van den staat, waarop de bevolking wel gebruiksrechten kan uitoefenen, maar die zij niet aan niet-inlanders mag vervreemden, gelijk uitdrukkelijk bij Staatsblad 187 5 no. 179 is bepaald ;

dat intusschen de bewuste gronden zijn klappertuinen in de kampong Tandjong Saleh van de afdeeling Soengei-Kakap der residentie AYester afdeeling van Borneo, ressorteerende onder het rijk Pontianak;

dat luidens het contract met den Sultan van dit rijk door de regeering van Ned. Indië op den 18den Augustus 1879 gesloten en gepubliceerd in de bijlagen op de handelingen van de tweede kamer der Staten Generaal, het tot het grondgebied van Ned. Indië behoorend landschap Pontianak aan eerstgenoemde als erfelijk leen is afgestaan, onder meer, met dien verstande, dat hij het bestuur zal voeren in overleg en overeenstemming met de ambtenaren van het Ned. Indisch gouvernement in de Wester afdeeling van Borneo bescheiden ;

dat derhalve meergemelde tot het rijk van Pontianak behoorende afdeeling Soengei Kakap, waarin de litigieuse tuinen gelegen zijn, niet geacht kan worden te behooren tot de gouvernementdanden in de bezittingen buiten Java en Madoera, op welke landen alleen bij Staatsblad 1875 no. 199a het eerste artikel van het Koninklijk besluit van 20 Juli 1870 no. 15 (Ind. Staatsblad no. llts) van toepassing is verklaard;

O. dat de raad van justitie mitsdien het meergemelde Staatsblad 1875 no. 199a verkeerd heeft toegepast en het eerste middel den requirant moet volgen, weshalve het vonnis a quo reeds daarom vernietigd moet worden en het overbodig is mede omtrent de al of niet gegrondheid van het tweede middel in een onderzoek te treden;