O dat die geintimeerde zich beroepen heeft op de op bovenvermeld advies van het Arabisch Lid gegronde resolutie van 18 Juni 1891 ;

O. echter dat dat advies in lijnrechten strijd is met de bovenbedoelde door appellante in het geding gebrachte beslissing van den Priesterraad van 28 Augustus 1891, volgens welke appellante als moeder de wettige voogdes zou zijn;

dat echter ook deze beslissing weerspraak vindt in het Arabisch werk van Moiiamedaansch recht „Minhadj Al Talibin" (door den heer L. W. C. van den Berg op last der Indische Begeering in het Pransch vertaald) volgens hetwelk (p. 22. voce Tutelle) „La mère n'est jamais tutrice de plein droit, raais le père et le grandpère paternel ont la faculté de lui déférer cette fonction par testament" zijnde in casu van zoodanige opdracht aan de moeder (appellante) geen sprake;

O. dat bij zoodanig verschil van gevoelen de voorlichting van deskundigen noodzakelijk is betreffende de vraag: „Treedt, wanneer de door den vader (Arabier) bij diens door den dood bekrachtigd testament benoemde voogd is overleden, de oudste meerderjarige wettige zoon van dien vader, krachtens het Mahomedaansche recht, van rechtswege op als voogd over zijne minderjarige wettige broeders en zusters, onverschillig of deze uit dezelfde moeder als de meerderjarige broeder zijn geboren en ook dan, wanneer de moeder der minderjarigen nog in leven is"?

O. dat appellante nu wel blijkens hare conclusie van eisch in appel van meening is dat, ingevolge art. 8 van het in Staatsblad 1828 no. 46 opgenomen Beglement voor het college van boedelmeesteren te Batavia, in verband tot art. 10 van Staatsblad 1855 no. 79 en de 3de alinea van art. 75 van het Beglement op het beleid der Eegeering van Nederlandsch Iudië de Boedelkamer te Batavia zelve na den dood van den testamentairen voogd de daardoor opengevallen voogdij had behooren te aanvaarden, m. a. w. dat de 1ste geintimeerde op grond dier wetsbepalingen van de onderwerpelijke voogdij is uitgesloten ; O. dat dit gevoelen echter ré erroneus; dat immers aan eerstgemelde wetsbepaling, al moge zij aan