contra

den Arabier Sech Hoessin bin Mohamat Badiep, wonende te Semarang, le in privé, 2e als executeur testamentair van den Arabier Sech Oemar bin Abdullah Baaijzeer en 3e in zijne hoedanigheid van eenig bewindvoerder der Sceh Oemar stichting, strekkende tot godsdienstige doeleinden, „sedekah" ten behoeve van wijlen Seeh Oemar bin Abdullah Baaijseer en als zoodanig die stichting vertegenwoordigende, gedaagde comp. bij den adv. en proc.

Mr. Theodor van Deventer.

DE RAAD VAN JUSTITIE TE SEMARANG,

Gehoord partijen;

Gezien de stukken;

Ten aanzien der daadzaken:

O. dat de eisclier den gedaagde heeft doen dagvaarden ter rolle van 18 Januari 1893 enten dienenden dage overeenkomstig de dagvaarding als feiten heeft gesteld :

dat de eischer is een zoon van wijlen den arabier Sech Oemar bin Abdullah Baaijzeer, die den 8en Juli 1884 is overleden met nalating van een testament bij acte ddo. 10 April 1884 sub no. 18 verleden voor den tijdelijk Notaris J. Wouters te Semarang, waarbij eischer o. a. is ingesteld als erfgenaam voor de helft van twee derde gedeelten der nalatenschap, derhalve als erfgenaam van een derde gedeelte der nalatenschap;

dat eischer alzoo behoort tot de erfgenamen van wijlen zijnen vader en gerechtigd is op een evenredig deel der nalatenschap;

dat bij het voormelde testament van eischers vader de gedaagde is benoemd tot executeur-testamentair;

dat de gedaagde in deze hoedanigheid bij acte van transport ddo. 31 December 1884 sub no. 583 voor eenen Rechter Commissaris uit den raad van justitie te Semarang verleden heeft doen overschrijven, ten name van de „Sech Oemar stichting" strekkende tot godsdienstige doeleinden „sedekah" ten behoeve van wijlen vcornoemden Arabier Sech Oemar bin Abdullah