dat dit laatste nu plaats heeft, wanneer zooals onderwerpelijk aan beklaagde ten laste is gelegd — iemand koffie koopt desbewust, dat zij heimelijk aan de verplichte levering aan het gouvernement wordt onttrokken, vei mits met dergelijke handeling geen ander doel kan worden bëoogd, dan om de waar evenmin naar behooren aan het gouvernement te leveren ;

dat dan ook uit het stelsel van den requirant zou volgen, dat in gevallen als het onderwerperlijke eerst dan een strafbare handeling zou zijn gepleegd, wanneer de opkooper vau clandestiene koffie deze 't zij zelf verbruikt of wederom vervreemd had, aangezien hij vóór dien tijd nimmer geacht zoude kunnen worden de koffie aan de verplichte levering aan het gouveme" ment te hebben onttrokken ;

O. dat op grond van het vorenstaand is aan te nemen, da*de rechter a quo de aangehaalde Staatsbladen niet verkeerd heeft toegepast, maar het middel ongegrond is;

O. dat er evenmin gronden zijn, die den rechter zouden kunnen leiden tot cassatie van het vonnis ambtshalve;

Gezien de artt. 303 en volg. en art. 411 Regl. Strafv.;

Rechtdoende :

Ontzegt den eisch in cassatie ;

Veroordeelt het land in de kosten daarin gevallen.

HOOGER BEROEP.

(Tweede Kamer).

Zitting van 10 Mei 1893.

Voorzitter: Jhr. Mr. H. L. Wichers.

Raadsheeren: Mrs. W. J. E ssers" en J. E. Phiïzinger.

Art . 193 jcro. 178, artt . 180 en 181 Reglt. Strafv.— Onbekendheid van de woon- of laatste verblijfplaats van den beklaagde. — Dagvaarding

in hooger beroep. plaats van

beteekening.