die wijze ontstaan. Het laat ziclx dus lichtelijk aannemen, dat dit zich ook hier meermalen zal hebben voorgedaan. Volgens van Braam Morris wordt in meerdere der door hem besprokene rijkjes de rechtspraak thans feitelijk uitgeoefend door de leden van de hadat; in Maiwa zou dit zelfs zoo geregeld zijn, zoodat twee leden van de hadat de meer belangrijke en de twee andere de kleine zaken berechten. Maar altijd geschiedt zij in naam van den vorst, en moeten — van Maiwa en Sawietto wordt dit uitdrukkelijk vermeld — de zoo gewezen vonnissen aan zijne bekrachtiging worden onderworpen.

Deze nationale rechtspraak naar het gewoonterecht omvatte natuurlijk oorspronkelijk alles. Doch de invoering van den Islam bracht daar een vreemd element in en deed quaestiën ontstaan, welke niet naar het gewoonterecht konden worden beoordeeld. Zeer langzaam slechts schijnt echter de Islam hier tegenover dat recht wat terrein gewonnen te hebben.

Betredende de Oosterdistricten, waar toch de Islam volgens Dr. Matthes, al in het begin der 17e eeuw door den eersten prediker op Celebes, Dato-ri-Bandang, was gebracht, werd Mr. N. medegedeeld, dat eerst sedert een 30 tal jaren, bepaaldelijk na hunne inlijving in 1860 door het Ned.-Indisch gouvernement, daar ook bij rechtspraak op het Mohammedaansch recht, de kitab's, werd gelet; maar dat vroeger uitsluitend het gewoonterecht werd toegepast. En te Salaiara berichtte men hem ongeveer hetzelfde. Van de rijkjes Doerie en Maiwa deelt van Braam Morris ook mede, dat de bevolking er nog bloot in naam Mohammedaansch is en dat dan ook de priesters in het eerste zich louter met het doen van gebeden ophouden en in Maiwa de priester alleen huwelijken sluit en ontbindt, doch alle rechtspraak over boedelscheiding en nalatenschappen bij den gewonen rechter berust. Maar elders heeft zich de priesterrechtspraak veel meer ontwikkeld en bijna als eene afzonderlijke gedifferentieerd. Het is wel denkelijk, dat van de invoering van den Islam af de Mohammedaansche godsdienstleeraar of prediker verscheidene functiën zal hebben verricht, welke naar den Islam tot het ambt behooren van den qadhi of rechter, en ook wel geschillen over