het geding en met last tot teruggave van de als stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen na verloop van acht dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan in dezer voege: de gouden oorhangers aan den pandhuishouder te Debongtengah, tenzij daarop door den eigenaar of rechthebbende binnen voormelden termijn onder den griffier beslag zij gelegd overeenkomstig de wet, en de zilveren armbanden aan getuige Kardi;

Gezien de schriftelijke conclusie, namens den Procureur Generaal, door den Advocaat Generaal Mr. Ch. H. Nieuwenhuijs genomen, en gedagteekend 9 Februari 1893 daartoe strekkende, dat het Hoog-Gerechtshof met verbetering van het vonnis de beklaagde zal schuldig verklaren aan het misdrijf van diefstal en overigens het vonnis moge bekrachtigen;

Gehoord het rapport van den Raadsheer Mr. D. H. vau Gelder;

O. dat de beklaagde, op de wijze bij de wet voorgeschreven en binnen den termijn bij deze gesteld, verklaard heeft van het vonnis ïevisie te verlangen;

O. dat der beklaagde bij de acte van beschuldiging in overeenstemming met die van verwijzing is ten laste gelegd, dat zij op Woensdag manis der maand Djoeraadilawal jl. (7 December jl.) omstreeks 8 ure 's morgens dp den weg loopende door de dessa Brebes kidoel, district en regentschap Brebes, toen op dat oogenblik daar niemand passeerde, arglistig heeft weggenomen van hare tweejarige dessagenoote Saltamah een paar gouden oorhangers en een paar zilveren armbanden ter gezamenlijke waarde van f 8.50 toebehoorende aan hare ouders Kardi en Raliah in genoemde dessa woonachtig;

O. dat, aangezien de plaats, waar de aan beklaagde ten laste gelegde diefstal gepleegd zoude zijn, in den zin der wet niet kaD gezegd worden te zijn een openbare weg, terwijl de waarde van het ontvreemde niet meer dan ƒ 25, bedraagt en niet blijkt, dat beklaagde immer eenige veroordeeling ter zake van diefstal of van feiten als omschreven in de §§ I en II van de 3e afdeeling van het 2e hoofstuk van den 2en titel van het tweede boek en in art. 350 van het wetboek van Strafrecht voor Inlanders heeft ondergaan, het der beklaagde ten laste gelegde feit slechts