oordeel niet zulk een zwaar karakter hadden, dat daarvoor met de hoogste en daarop volgende straf van rietslagen geboet moest worden, de hoogere rechter de overtuiging heeft bekomen, dat op lichtvaardige wijze aan beklaagde de straf van rietslagen werd opgelegd, en hierdoor beklaagde er toe gebracht is om te voorkomen weder voor geringe vergrijpen zoo zwaar aan den lijve gestraft te worden, de door hem bedrevene feitelijke insubordinatie te plegen, ten einde zoodoende van het strafdetachement verwijderd te worden ;

O. dat het Hoog-Militair-Gerechtshof daarin aanleiding heeft gevonden in casu het aanwezig zijn van verzachtende omstandigheden aan te nemen;

O. dat mitsdien het vonnis behoort te worden verbeterd;

Gelet op enz.;

Rechtdoende:

In naam en van wege de Koningin!

Ontvangt het appel;

Verbetert het vonnis waarvan appel;

Verklaart den beklaagde, thans appellant, schuldig aan feitelijke insubordinatie onder verzachtende omstandigheden;

Veroordeelt hem deswege tot de straf van militaire gevangenis voor den tijd van drie jaren ;

Bekrachtigt voor het overige het vonnis;

Verwijst den beklaagde, thans appellant, nog in de kosten en misen der justitie mitsgaders in die van den processe in appel gevallen.

Zitting van 9 December 1892.

Voorzitter: Mr. M. C. Piepers.

HET HOOG MILITAIR-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gezien liet vonnis van eenen daartoe benoemden krijgsraad te Willem I, tegen den beklaagde gewezen op den 2dsten September en uitgesproken op den 28sten October 1892, waarbij bij