doch dat dit alles is onjuist, daar immers de eerste geintimeerde krachtens de beschikking van den raad van justitie te Batavia van 9 April 1890 persoonlijk eene vordering heeft tegen haar kind tot uitkeering van ƒ 125, 's maands gedurende zijne minderjarigheid en hiertegenover staat eene vordering van het kind op zijne moeder wegens onverschuldigd genoten gelden;

O. alsnu ten aanzien der provisioneele vordering, in hoofdzaak de strekking hebbende, dat appellante qualitate qua worde veroordeeld om evenbedoelde som van ƒ 12 5, 's maands aan de eerste geintimeerde uit te keeren ingaande met 1 Juni 1892 en zulks gedurende het rechtsgeding ten principale totdat het daarop te wijzen vonnis kracht van gewijsde zal hebben bekomen:

dat de eerste geintimeerde in hooger beroep beweert, dat appellante bij haar appel tegen de beslissing van den eersten rechter ten deze geen belang heeft, nu bij een en hetzelfde arrest op de provisie en op de hoofdzaak zal worden recht gesproken, en de f 125, 's maands slechts zijn toegestaan „gedurende het rechtsgeding" wat dan juist uit zal zijn, doch dat deze bewering niet opgaat, omdat appellante er minstens dit belang bij heeft hare veroordeeling in de kosten te zien opgeheven ;

O. verder, dat appellante tegen de provisioneele vordering hetzelfde middel van niet ontvankelijkheid heeft aangevoerd als tegen de vordering ten principale, doch dat dit middel om dezelfde redenen als hierboven ontwikkeld moet worden verworpen ;

dat echter, nu vaststaat, dat de eerste geintimeerde reeds veel meer uit de inkomsten van hare dochter heeft genoten dan haar rechtens toekwam, er in geen geval termen bestonden de vordering toe te wijzen en dus ook deze vordering had behooren te zijn ontzegd;

O. ten slotte omtrent de kosten van het geding, dat de eerste geintimeerde, als in hoofdzaak in het ongelijk gesteld, die zal moeten dragen ;

Gelet, behalve op de aangehaalde wettelijke bepalingen op de artt. 1425, 1426 en 1427 van het Burgerlijk Wetboek, zoomede op de artt. 53 en 58 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering;