DE RAAD VAN JUSTITIE TE BATAVIA,

Gelezen liet request dd. 25 Augustus 1893 en bijlagen van Daniël Palmer, zonder beroep, wonende te Pasekon (Tjiandjoer), waarbij deze als voogd over de minderjarige Rosalina Palmer, verzoekt den ambtenaar van den burgerlijken stand te Tjiandjoer, onder wiens ressort de geboorte heeft plaats gehad, te machtigen de geboorte van bovengenoemde minderjarige alsnog in de registers in te schrijven ;

O. dat requestrant tot bewijs van zijn voogdsbenoeming heeft overgelegd een afschrift van een testament op 4 Februari 1892 voor notaris Anthonij Wijnstroom te Batavia verleden, waarbij Joseph Palmer, zonder beroep, wonende te Pasekon het kind, Rosalina op 10 Augustus 1890 uit de inlandsche vrouw Amina of Njai Amina te Sindanglaija geboren, erkend heeft voor het zijne en tot voogd over dat kind, voor het geval, dat hij vóór de meerderjarigheid van dat kind mocht overlijden, benoemd heeft bovengenoemde Njai Amina en bij ontstentenis van deze Daniël Palmer;

O. echter, dat op den dag van het verlijden van bovengenoemd testament en evenmin bij het overlijden van den testateur burgerlijke betrekkingen tusschen Joseph Palmer en zijne dochter Rosalina bestonden, krachtens welke deze het recht zou hebben een voogd over zijn minderjarig kind te benoemen, daar op dat tijdstip de moeder nog niet in de erkenning had toegestemd en het feit, dat zij later blijkens overgelegd afschrift van eene notarieele acte op 27 April 1893 voor Pieter Frederik Sijthoff, fungeerend notaris te Tjiandjoer verleden, hare toestemming tot bovengenoemde erkenning gegeven heeft, aan de rechtsgevolgen der erkenning geen terugwerkende kracht kan geven;

O. derhalve, dat, daar de vader op 4 Februari 1892 het recht niet had om Daniël Palmer tot voogd over zijn minderjarig kind te benoemen, en de moeder als inlandsche vrouw van rechtswege geen voogdesse kan zijn, meergenoemde minderjarige, nu de moeder later in de door den vader gedane erkenning heeft toegesterad verkeert in het geval bedoeld bij art. 354 van het