DE RAAD VAN JUSTITIE TE BATAVIA,

Gelezen het requisitoir vau den officier van justitie bij dezen raad dd. 10 Augustus 1893, waarbij wordt gerequireerd, dat door den raad van justitie zal worden verleend rechtsingang met bevel van dagvaarding in persoon tegen den verdachte Mr. J. A. II. oud enz., redacteur van het Bataviaasch Handelsblad, ter zake:

dat in de nummers 89 en 91 van het te Batavia verschijnend en door de firma Ogilvie & Co. gedrukt en uitgegeven dagblad „Bataviaasch Handelsblad" van 19 en 21 April 1893 — welke nummers op de gewone wijze zijn verkocht en verspreid, — twee artikelen voorkomen onder den titel „de Bataviasche Spaarbank";

dat in beide artikelen — nadat in dat van 19 April 1893 no. 89 het navolgende gezegd is: „de Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij matigt zich die (namelijk de kwaliteit van kassier, immers als ontvanger der stortingen in de Spaarbank) zelve aan sedert jaren, en poseert als kassier der Spaarbank jegens hen, die daarin gelden willen beleggen. En dat wel op de beste wijze om het publiek te overbluffen en het te doen gelooven, dat zijn stortingen in de Spaarbank alleen dan geldig zijn, wanneer zij gedaan zijn ten kantore der Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij. Op de keerzijde namelijk van den omslag der Spaarbankboekjes staat met vette, zelfs voor den meest bijziende duidelijke letters het volgende gedrukt*: Alle stortingen moeten plaats hebben ten kantore der Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij. Voor gelden op eene andere wijze ingebracht is de Directie niet verantwoordelijk. Elke storting moet vergezeld gaan van het Spaarbankboekje."

— de Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij, en daardoor uit den aard der zaak de heeren Mr. J. R. Voute, J. A. van Delden, J. A. van Dorsser en H. P. J. van den Berg, commis. sarissen en het administratie-kantoor Tiedeman en van Kerchem, zijnde de leden daarvan Jhr. W. A. Baud en J. P. Jannette Walen Directeuren, te zamen uitmakende het bestuur der voornoemde maatschappij in eer en goeden naam worden aangerand,