doordien aan die Maatschappij of liever aan haar bestuur, tegen beter weten aan, bepaalde feiten worden ten laste gelegd, namelijk: — in bet artikel van 19 April 1893 no. 89 bladzijde 1 kolom 3 en 4:

lo. dat dit alles (id est: al wat hierboven is aangehaald) niet anders is dan een reclame, nog wel eene bedriegelijke, er op aangelegd om de Escompto Maatschappij te doen doorgaan voor de Spaarbank, en dat wel om de stortingen, dus het grootste kapitaal aan de administratie der Spaarbank toevertrouwd aan haar kas te onthouden ten behoeve der Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij;

— in het artikel van genoemd blad van 21 April 1893 110. 91 op bladzijde 1 kolom 2:

2o. dat het incasseeren (van de stortingen in de Spaarbank) door de Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij het uitvloeisel is van eene jaren lang voortgezette knoeierij tusschen haar en de Spaarbank;

— en op bladzijde 2 kolom 1 van datzelfde artikel:

3o. dat de Escompto Maatschappij maar al te waarschijnlijk de tot besparing bestemde penningen (der Spaarbank) heeft ontvangen, om ze te werpen in den maalstroom der alea;

dat beklaagde „(lees verdachte)" gemelde artikelen, speciaal de daarin voorkomende (voeg in: bovenaangehaalde) zinsnedep, heeft geschreven met de gezindheid om gemelde Maatschappij, of liever voornoemd bestuur dier Maatschappij te beleedigen, en die in gemeld blad heeft doen plaatsen ten einde ze zóó door den druk te verspreiden;

Gezien de overgelegde stukken, waaronder een aan den officier van justitie voornoemd gericht schrijven, onderteekend door Tiedeman en van Kerchem, Youte, J. van Delden, van Dorsser en van den Berg en woordelijk aldus luidende:

Yrij van zegel art. 40 der vrijstellingen;

Aan den WelEdel Gestrengen Heer officier van justitie te Batavia;

Geven eerbiedig te kennen Mr. J. R. Youte J. A. van Delden , J. A. van Dorsser, II. P. J. van den Berg, commissarissen en