„Wanneer heden de wetgever bepaalde: met ingang van l Januari 1888 wordt de vroeger bestaan hebbende Riad van Justitie te Araboina hersteld, dan zou daaruit voortvloeien dat dit kollege ook zijn oude bevoegdheid weer ging uitoefenen."

In hoofdzaak is dit juist, maar dan zou de wetgever r.ok spreken van her stellen , hetgeen iets anders is dan handhaven.

Maar, om een gelijksoortig voorbeeld te kiezen, wanneer Ned. Indië weer door Engeland werd veroverd en door den overwinnaar werd bepaald: „de burgerlijke geschillen, die van oudsher aan de bestaande rechtbanken ter beslissing staan, blijven daaraan onderworpen", dan zou voorzeker hiermee niet in strijd zijn dat etn Raad van Justitie te Cheribon in plaats van te Batavia rechtsprak, maar wel dat op dezelfde wijze als nu elders op Java, ook te Soerakarta door Landraden werd rechtsgesproken, omdat zulke rechtbanken in Soerakarta niet bevoegd zijn en het dus niet kunnen blijven.

Vóór ik van de interpretatie van art. 78 R. R. afstap, nog één vraag.

Hoe interpreteert Mr. P. art. 82 al. 1 van het R. R. ?

Dit is een bepaling geheel in den vorm van art. 78 al. 2. Het is waar, dat art. 82 niet uit de vorige grondwet is overgenomen, maar aan dit overnemen ontleent Mr. P. slechts het argument dat de woorden „bij uitsluiting" in art. 78 tegen de administratieve macht zijn gericht, waardoor dan de dezerzijds aan al. 1 ontleende argumenten moeten worden ontzenuwd. Cijferen we nu de geheele Ie alinea van art. 78 weg, laten we de voordeelige stelling varen, die deze alinea ons aanbiedt, en veronderstellen we, dat art. 78 alleen uit den inhoud der tegenwoordige 2e alinea bestond (met weglating van „evenwel"). Dit zou de positie der tegenpartij versterken, of in elk geval zeker niet in ons voordeel zijn. Het is dus ook niet in ons voordeel, van die veronderstelling uitgaande, gelijke interpretatie te vorderen voor analoge bepalingen.

Welnu, zou het geoorloofd zijn om art. 82 te lezen alsof er was geschreven „stondeu" in plaats van „staan", om in die