te laten tot het bewijs door getuigen van de bovenvermelde concludente en pertinente daadzaak, met opdracht van dat getuigenverhoor aan den raad van justitie te Soerabaja, binnen wiens rechtsgebied de te hooren getuigen woonachtig zijn en tot wien de meest gereede partij zich zal hebben te wenden ter bepaling van plaats, dag en uur voor het te houden getuigenverhoor, met veroordeeling van appellant in de kosten van het incident in geval van tegenspraak en anders met reserve daarvan tot aan de einduitspraak ;

O. dat partijen vervolgens recht hebben verzocht op de stukken ;

Ten aanzien van het recht:

O. wat betreft appellants bezwaar tegen 's raads incidenteel vonnis op den 28en December gewezen, dat de eerste rechter ten onrechte de bij eisch incidenteel door eisclieresse aan gedaagde opgedragen eed als litis decisoir heeft beschouwd en op grond daarvan dien incidenteelen eisch heeft toegewezen;

dat het opdragen van een beslissenden eed in gedingen, waarover partijen geen dading mogen aangaan, bij art. 1930 van het Burgerlijk Wetboek is verboden en in casu, waar het echtscheiding en dus den staat van personen betreft, de publieke orde het treffen van dading daarover verbiedt;

O. dat aangezien de opgedragen eed op die gronden niet kan worden aangenomen en geintimeerde subsidiair heeft aangeboden door getuigen te bewijzen feiten, welke ter zake dienende en afdoende zijn en tot de beslissing der zaak kunnen leiden, dat getuigenbewijs behoort te worden toegelaten, welk getuigenverhoor echter voor den raad van justitie te Soerabaja zal moeten plaats hebben, daar de te hooren getuigen binnen diens rechtsgebied woonachtig zijn;

Gelet op de aangehaalde bepalingen en artt. 339 sqq. en 190 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering;

Rechtdoende:

Alvorens ten principale te beslissen :

Laat de geintimeerde, oorspronkelijk eischeresse, toe om door getuigen te bewijzen: